Centrum voor Esthetische en Reconstructieve Aangezichtschirurgie Zeist

Floating CSS3 Menu Css3Menu.com

Diagnostiek

Kliniek:

Benigne tumoren hebben vrijwel altijd een langzaam progressief verloop van een zwelling zonder bijkomend klachten. Zelden is sprake van een snelle progressie (Whartin). Bij een ligging in de diepe kwab is de tumor vaak minder mobiel en/of is een parapharyngeale zwelling zichtbaar. Ook kan er dan sprake zijn van snurken (OSAS), of tubaire dysfunctie.

Maligne tumoren kunnen eveneens langzaam progressief zijn en klinisch niet te onderscheiden van een benigne proces. Snelle groei (NHL), fixatie van de tumor, pijn, parese/paralyse, ulceratie en/of suspecte klieren in de hals zijn suggestief voor een maligniteit.

Cytologisch onderzoek:

Het cytologisch onderzoek dient ter uitsluiting van laesies die niet chirurgisch behandeld hoeven te worden zoals een reactieve klier, infectie, lymfoom of metastase. Tevens is het onderscheid benigne – maligne speekselklier tumor van groot belang. De accuraatheid van cytologisch onderzoek voor dit onderscheid ligt rond de 80-90%. Bij een kleine of cysteuze laesie kan echogeleid een meer betrouwbare aspiratie worden verricht. In een groot aantal gevallen kan cytologisch het precieze tumor type worden herkend. Bij classificatie van een tumor op basis van cytologisch onderzoek moet echter altijd rekening gehouden worden met een sampling error (carcinoom ex pleiomorf adenoom). Daarnaast zijn er een aantal notoire pitfalls.

  1. Cysteuze plaveiselcellige laesies (dd plaveiselcelcarcinoom, cysteuze warthin).
  2. Celrijke basaloide vs myoepitheliale laesies (dd adenoid cysteus carcinoom, celrijk pleiomorf adenoom, basaalcel adenoom)

Beeldvorming:

Beeldvormende diagnostiek is slechts bij een minderheid van de tumoren geïndiceerd. Echografie en echogeleide cytologische punctie is zeer gevoelig en kan tumoren vanaf een grootte van 3 mm aantonen. Echografie kan met name waarde hebben voor het opsporen van multipele afwijkingen, onderscheid tussen cysteuze afwijkingen en diffuse zwellingen. Indicatie voor het gebruik:

Histologisch onderzoek:

Wanneer er cytologisch sprake is van een maligne tumor (en geen metastase) is een chirurgische resectie vrijwel altijd nodig. Bij een lymfoom om de exacte classificatie mogelijk te maken, bij andere primaire tumoren als onderdeel van de behandeling. Een uitzondering is het NHL bij een Sjogren waarbij het klinische en cytologische beeld soms voldoende zijn om een expectatief beleid te volgen. Omdat er bij benigne tumoren meestal onvoldoende zekerheid bestaat omtrend de diagnose, deze tumoren langzaam progressief zijn en bovendien kunnen ontaarden is ook hier een chirurgische resectie meestal aangewezen. Een true-cut biopt levert frequent te weinig materiaal om een NHL te classificeren en heeft risico op ent-metastasen bij een carcinoom. Een open biopt heeft een groter risico op laederen van de N.facialis en tumor spil en is derhalve gecontraïndiceerd (uitzondering: ulcererende tumoren). Zowel voor het verkrijgen van histologisch materiaal als voor therapie is een (partiele) oppervlakkige of totale parotidectomie geïndiceerd.